Dit (oudere) verhaal is oorspronkelijk gepubliceerd in Ragnarok, een bundel van het toenmalige Babel Publications. Op hun huidige website zijn mijn boeken en verhalen vrijwel onvindbaar, maar wie echt interesse heeft (uit historische belangstelling of zo) zou hier kunnen beginnen met zoeken.


Rood vlekje onder zwart leer
(fragment)


 
–1–

De indrukken deed ze hier op: de basis, het startpunt voor haar urenlange terminalsessies. Het ritme van de straat vormde het stramien van al haar creaties. De golfslag van het stadsleven, het wanhopige zoeken naar genot, de handel, de misdaad, de duistere kanten aan het bestaan van mens en machine... such stuff as dreams are made on.

Haar zwarte leer glom in het licht van de schreeuwerige holoreclames die als parels in een snoer langs de Faubourg Saint-Honoré lagen. Het knopje in haar linkeroor danste mee in de beweging van haar vloeiende tred: een kleurenschietend sterretje. Een handelsmerk, voor wie haar kende. Ze voelde zich hier niet thuis, maar ze had de spanning nodig om met bezieling te kunnen werken. Ze was ook een vakvrouw.

Ze keek, ze rook, ze luisterde. Ze groepeerde duizend gewaarwordingen, koos er één uit die ze zorgvuldig opborg, en liet de rest vallen. Van die steen bouw ik uw delirium.

En ze keek, rook en luisterde opnieuw.

*

‘M’selle,’ mompelde de portier van Le Voyeur au Noir. De ruïne van zijn gebit blikkerde metalig in de grijnslach waarmee hij haar pasje aannam. Het sleutelgat dat onder zijn rechteroog getatoeëerd was leek op de traan van een clown.

‘M’selle heeft bewonderaars,’ murmelde hij, terwijl hij haar pasje in zijn scanner duwde.

‘Zo?’ Ze liep langs hem heen, nam haar pasje in ontvangst en keek hem vlug aan. Hij knipoogde.

‘Binnen. Maar...’ Vlakke hand geheven, palm omlaag. ‘Geen handtekeningenjagers.’

Ze tuitte haar lippen. ‘Bedankt.’

*

De totale straatwaarde van een avond vol dromen beliep al gauw enige duizenden ecu’s. Een doorsnee cortex-kunstenaar had meer onkosten dan die voor voedsel, onderdak en materiaal. Een groot deel werd geboekt op ‘beveiliging’. In haar geval vormde beveiliging zelfs de hoofdzaak.

Haar werk werd bemoeilijkt doordat ze geen totaalproduct leverde. De datasheets die ze onder ogen kreeg gaven geen garanties over de kwaliteit van het uiteindelijke resultaat. Een boze klant beschikte alleen over de naam van de ontwerper - háár naam. De leverancier van de hardware bleef vrijwel altijd buiten schot; afgegrendeld achter roestvrijstalen merknamen en galmende reclameslogans, achter glazen kantoorgevels en gesponsorde knokploegen.

Het voordeel was dat ze niet zelf hoefde te dealen. Haar compagnons vormden een buffer tussen haar en de straat. De straat had ze nodig voor inspiratie: daar moest ze incognito zijn. Haar eigen waar verhandelde ze op plaatsen die ze zelf uitkoos.

Hier, bijvoorbeeld. Le Voyeur au Noir was een privé-club, eigendom van een rubbermagnaat die het overgrote deel van de wereldproductie aan condooms in handen had; een man die soms de behoefte gevoelde om zijn hoofdkantoor in Khartoum te verruilen voor de zoelte van een Europese nacht. Het interieur van de club was zwart‚ chroom en elektrisch blauw. Het blauw kwam van de vrij opgehangen half-doorlatende spiegels die door de hele ruimte heen de gasten de gelegenheid gaven anderen ongemerkt te begluren.

Ze zat aan een klein tafeltje tegen de muur, halverwege tussen de bar en het podium. Ze had een nooduitgang gebruikt om binnen te komen. ‘Bewonderaars’ waren lieden die je je in dit vak niet kon veroorloven. Nog vorige maand had ze een Surinaamse ‘bewonderaar’ moeten afschudden. Zou dit alweer een nieuwe poging zijn? Ze trok met haar mondhoek. Het was algemeen bekend dat de drugsmaffia van Paramaribo geen methode onbeproefd liet om nieuwe wegen onder de muren van Burcht Europa door te vinden.

Ze stak een sigaret op en keek rond. Er waren hier plaatsen waar je redelijk zeker kon zijn niet onopgemerkt bespied te worden. Er waren er niet veel, maar dit was er een. Aan de andere kant: de privé-loge van de rubbermagnaat was de enige plaats van waaruit de hele club te begluren was: zij moest genoegen nemen met de tweede rang.

Ze wenkte een serveerster en bestelde. Een grote creool in een opzichtige roodlederen overall met een v-hals die doorliep tot in zijn schaamhaar bewoog zich naar de bar toe, en wierp haar, precies op het moment dat hij zijn enorme vuist op het imitatiehout van de toog zette, een spottende blik toe. Hij plaatste een bestelling en wendde zich van haar af. Kende ze hem?

Kende hij haar? Mogelijk. Zijn armen waren tot aan de polsen in leer verpakt; ze kon niet zien of hij enige tatoeages droeg.

Even later draaide hij zich om en liep van de bar vandaan. Ze keek hem na totdat hij door zwarte namaakvegetatie aan het oog onttrokken werd.

Ze drukte haar sigaret uit. Onmiddellijk kwam er een dikke vrouw met lang geblondeerd haar en een neusring aan haar tafeltje zitten. De vrouw deed een voorstel en ondersteunde dat door een kilo-ecu boven de tafelrand te laten verschijnen. Ze stemde in, en de vrouw stond weer op. Daarna was er een Japanner die ze aan het speldje op zijn revers herkende als lid van de lchiwa-kai. De Yakuza was sinds de Japanse Revolutie aanmerkelijk voorzichtiger geworden, maar de oudste misdaadsyndicaten verloochenden hun verleden niet. De Japanner zei een lijn te kunnen openen naar Kobe. Ze zei dat hij haar voor de verkeerde aanzag, en wendde zich af.

Aan andermans wensdromen had ze niets.

*

De serveerster kwam naar haar toe met de peperdure cocktail die ze hier alleen dronk als er voor haar betaald werd.

‘Complimenten van de heren aan tafel twaalf.’

Ze keek. Twee in identieke donkerblauwe jasjes gestoken, knappe jonge mannen met brede schouders en modieuze haardracht hieven lachend hun glazen. Met een ijzige glimlach retourneerde ze het gebaar en zette de cocktail aan haar lippen.

Idioten, dacht ze. Ze draaide haar hoofd.

Rood leer. Blinkend witte tanden in een brede grijns. De grote creool draaide zich om en verdween weer.

Een paar seconden later merkte ze dat haar glas leeg was. De alcohol brandde nog in haar keel.

*

Toch was ze verbaasd toen hij tegen het eind van de avond recht naar haar tafeltje toe kwam lopen. Hij lachte en ging tegenover haar zitten. Ze was zich pijnlijk bewust van zijn gedeeltelijk ontblote borst en buik. Hij trok een doosje Dunhills tevoorschijn en hield het haar voor. ‘Doet u mij het plezier...’

Ze staarde hem aan. Ze keek naar de Dunhills. Wat mankeerde er aan dat doosje?

‘Wie ben jij?’ vroeg ze tenslotte.

De Dunhills bleven onbeweeglijk. ‘Diaghilev. Fjodor Parfenowitsj Diaghilev.’ Hij glimlachte. ‘Mademoiselle Gris.’

Ze klemde haar kaken op elkaar. De Ballets Russes! Al hun agenten noemden zich Diaghilev. Had ze gehoord. En al hun agenten waren van een ‘geïmporteerd ras’. De ‘zuivere Russen’ uit de Autonome Republiek Groot-Moskou maakten liever hun handen niet vuil aan veldwerk. Maar tot nu toe hadden ze haar met rust gelaten. Waarom opeens die belangstelling?

Langzaam pakte ze een sigaret uit het doosje. Diaghilev klapte het dicht en legde het naast zijn linkerelleboog op tafel. Met precieze gebaren haalde hij een dure aansteker te voorschijn en gaf haar vuur.

‘Zo, mademoiselle Gris.’ Hij keek haar aan. ‘Wij moeten eens praten.’

Ze staarde naar het doosje.

*

‘Schoften!’ siste ze.

Hij trok zijn wenkbrauw op. ‘U zou ons op uw blote knieën moeten bedanken dat we de Yakuza zo lang uit uw haar gehouden hebben. U gelooft toch niet dat ze zich allemaal zo makkelijk laten afschepen als dat timide jochie van daarstraks?’

‘Je hebt goed opgelet.’

‘Uiteraard.’ Hij hield zijn hoofd schuin. ‘U bent toch niet echt zo naïef?’ Hij bood haar nog een sigaret aan. ‘Weet u... U bent een kunstenaar. Geen handelaar. U laat het zware werk door anderen opknappen. Dat maakt u een makkelijke prooi; voor de maffia, voor de Yakuza, noem maar op. Om over de Chinezen nog maar te zwijgen, trouwens.’

Hij stond op. ‘Maar goed. Bekijk het eens van deze kant: door onze bemiddeling, met onze contacten, wordt uw afzetgebied alleen maar groter. En u geniet onze bescherming nu openlijk. Dat is een hoop waard, geloof me.’

‘En ik word door Interpol voortaan geassocieerd met de...’ ze spuwde het woord uit, ‘Moskovieten!

Fjodor Parfenowitsj haalde zijn schouders op. ‘Irrelevant. Uw bezigheden worden niet nóg illegaler dan ze al zijn door ze in verband te brengen met de Moskou Connectie. Maar u moet me nu verontschuldigen. Details volgen later wel. Onze samenwerking start volgende maand. Gaat u niet akkoord, dan infecteren we uw productie-omgeving.’

Hij boog zich naar haar toe. ‘En maakt u zich geen zorgen: uw klanten zullen dat pas over een maand of twee merken.’ Hij grinnikte, pakte zijn Dunhills, en liep weg. Ze zag wat er mis was met het doosje.

Het had precies de kleur van zijn kleding.

*

Het beeld op het telefoonscherm was grofkorrelig en verkleurd. Vier frames per seconde gaven een spotgoedkope visuele verbinding met een relatief lage bandbreedte, maar je werd er al gauw vreselijk vermoeid van.

‘Dée, griet, wat zie je er uit,’ sprak het gezicht op het scherm.

‘Problemen. Thierry,’ zei ze. ‘Ik heb een muur nodig.’

‘Een muur?’ Onverhuld ongeloof. ‘Boven op wat je al hebt?! Wat heb je uitgespookt, dame?’

‘Ik heb niets uitgespookt,’ zei ze ongeduldig. ‘Er wordt wat met mij uitgespookt. Tenminste, als ik geen bescherming krijg.’

‘Hehheh. Je zit potdicht, Dée. Ik kan je niks beters bieden.’ Een vette knipoog. ‘Maar het was profijtelijk je gekend te hebben.’

Ruis.

Ze beet op haar lip.

*

Katte-ogen in een scherp gesneden, vrouwelijk gezicht. ‘Mijn excuses, mademoiselle. We hebben uw kredietwaardigheid nagetrokken. U kunt zich ons niet veroorloven, ben ik bang.’ Flits van sterk vergrote hoektanden in een snelle grijnslach. ‘Veel succes.’

*

Donkergrijs; een beeldloze verbinding.

‘Tegen de Ballets Russes?’ Gesnuif. ‘Probeer de Yakuza...’


–2–

Wat er na het witwassen van haar inkomsten overbleef was genoeg voor een redelijk comfortabel leven. De ramen van haar kleine appartement keken uit op de daken van een prefab-budgetproject aan de rand van wat eens een prestigieuze buitenwijk geweest was. In de ene kamer stond haar apparatuur, in de andere haar bed. Ze had een keukentje, ze had een badkamer. Ze had niet meer nodig.

Ze was een kunstenaar.

Ze programmeerde narcochips. Biologische nanocomputers die, in de bloedbaan van de gebruiker gebracht, een op alle niveaus gecontroleerde toestand van bewustzijnsverruiming opwekten. Ontwikkeld voor medicinale doeleinden, maar al gauw door de georganiseerde misdaad ontdekt als nieuwe bron van inkomsten, werd de goedkoop geproduceerde hardware uit Japan en Korea langs omwegen illegaal ingevoerd via Rotterdam, Antwerpen en Dunkerque. Niet-Europese multinationals werkten graag mee aan een scenario waarmee ze een kleine overwinning konden boeken in de immer voortwoedende handelsoorlog.

Ze kreeg de beschikking over datasheets, testexemplaren en software waarmee ze de architectuur van een nanocomputer kon simuleren op haar eigen systeem. Ze modelleerde een droom die geen droom was, een high-ervaring, een stijlvol gecomponeerde fugue, gebaseerd op de specifieke eigenschappen van de interface-laag tussen processor en bloedserum. Het systeem maakte er een programma van, en installeerde desgewenst een prototype op een testexemplaar. Proefpersonen die door de hardware-leveranciers betaald werden ondergingen op zorgvuldig afgeschermde locaties de effecten van de nieuwe narcochip. Voor een uur; of voor een avond, of een paar dagen. Of voor altijd.

Nooit testte ze haar creaties zelf.

*

Claude zat op een kunstlederen poef voor het kleine raam. Hij fronste zijn wenkbrauwen.

‘Gedwongen bemiddeling tegen een exorbitant percentage. En anders infecteren ze je werkomgeving.’

Yves draaide zijn hoofd naar haar toe. ‘Hoe dan?’

‘Als ik dat wist...‚’ zei ze verbitterd. ‘Die hufter heeft me precies uitgelegd wat er zal gebeuren: ze plaatsen een mol, ergens in mijn systeem, en na verloop van tijd zal alle gegenereerde software geïnfecteerd worden met een virus dat onvoorspelbare zijeffecten in de werking van de narcochip tot gevolg heeft. Wát voor zijeffecten weet niemand.’


lees verder